HRD Alert

Naar Evidence-Based Learning

In de gezondheidszorg is evidence based medicine geheel ingebur­gerd. Medicijnen komen pas op de markt als de werkzaamheid we­tenschappelijk is aangetoond. Het onderwijs kan daar nog war van leren. Hier worden vaak nieuwe methoden en aanpakken geïntrodu­ceerd zonder dat duidelijk is dat het nieuwe evident beter is dan het voorgaande. Dit kan worden voorkomen door stelselmatiger te be­proeven of een methode of aanpak ook echt werkt. Het `nieuwe leren' zou bijvoorbeeld stapsgewijs zo'n ontwikkeling en beproeving op werkzaamheid kunnen ondergaan. Dat stelt de Onderwijsraad in zijn advies Naar meer evidence based onderwijs, dat op 19 januari verscheen.

 

De werking van het nieuwe leren in het onderwijs is (nog) niet bewezen. Toch is er veel belangstelling voor de methode van het nieuwe leren , zowel bij ouders als bij een behoorlijke groep schoolleiders . Omdat het nieuwe leren zich nog in een relatief onderontwikkeld stadium bevindt, is het nodig de methode planmatiger verder te ontwikkelen en te beproeven. Hetzelfde geldt voor het studiehuis in het voortgezet onderwijs en competentieleren in het beroepsonderwijs. De bestaande praktijk van de gezondheidszorg en de ont­wikkelingen in de jeugdzorg kunnen dienen als voorbeeld voor de wijze waarop het onderwijs nieuwe methoden op effectiviteit kan beoordelen.

 

Stapsgewijs naar een bewezen werkzame aanpak

Er zijn te veel risico's om een nieuwe aanpak als het nieuwe leren op grote schaal in te voeren voordat de effectiviteit bewezen is . Het vraagt jaren ver­kenning, ontwikkelwerk en praktijkervaringen om een scherp beeld te krijgen van de aanpak zelf. Daarna kan het concept op kleine schaal in diverse vari­anten worden uitgeprobeerd (kleine pilotstudies waarin processen en effecten worden bestudeerd). De ontwikkelde methoden kunnen vervolgens op grote­re schaal worden uitgevoerd, begeleid door monitoring en evaluatieonder­zoek. Is de aanpak succesvol, dan kan de bewijsvoering stapsgewijs steeds harder worden (bijvoorbeeld experimenten met controlegroepen). Zolang een dergelijke evidence niet aanwezig is mogen nieuwe onderwijsmethoden en -aanpakken in elk geval geen ongewenste neveneffecten hebben.

Op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie en van het taalonderwijs aan jonge kinderen is al veel onderzocht. Hier is harde bewijsvoering moge­lijk. Het rekenonderwijs komt intussen ook in dit stadium.

 

Digitaal loket biedt informatie over 'wat werkt'

De raad stelt voor dat er een digitaal loket komt voor evidence based onder­wijs. Een online-database waar gegevens over wat bewezen werkt worden aangeboden. Scholen kunnen die kennis gebruiken om de hoogst mogelijke kwaliteit te kunnen leveren. Ook ouders en studenten kunnen met kennis van deze gegevens makkelijker zelf beoordelen of de school of opleiding het beste dat voorhanden is ook daadwerkelijk aanbiedt.

 

Bron: www.onderwijsraad.nl


Top


Werktijdverkorting ten behoeve van behoud en bevordering van vakmanschap

Werktijdverkorting behoort in Nederland tot de verleden tijd. Alleen bij calamiteiten, zoals brand, overstroming en oorlog, is het nog mogelijk om hiervoor in aanmerking te komen.

De huidige regeling in Nederland wordt als ontoegankelijk en ontoereikend beoordeeld

door ondernemers in de industrie. Deze regeling leidt tot een concurrentienadeel ten opzichte van bijvoorbeeld Belgische bedrijven. In België bestaat een goede werktijdverkortingsregeling, die in de volksmond ook wel 'dop' wordt genoemd. Indien een bedrijf een moeilijke periode doormaakt, ontvangt de werknemer tijdelijk een werkloosheidsuitkering en geen loon, terwijl het dienstverband gedurende deze periode blijft bestaan. Nederlandse ondernemingen moeten echter eerst hun eigen vermogen 'opeten', daarna hun vakmensen ontslaan en als de economie aantrekt weer aannemen, als dat nog kan.

 

Nederlandse werkgevers in de industrie zijn best bereid om net zoals in België extra premie te betalen (1,6 -1,8% van de loonsom), indien ze tijdens economisch slechte tijden gebruik kunnen maken van werktijdverkorting. Het belang hiervan is tweeledig: het behoud van vakmanschap en het behoud van vertrouwen in de branche. Gedurende een beperkte periode van laagconjunctuur kan de werkgever ook de werknemer verder opleiden. Zo wordt vakmanschap niet alleen gewaarborgd binnen de organisatie, maar neemt het vakmanschap ook toe. Ontslaan van mensen kost geld en betekent bovendien een verlies van vakmensen in een bedrijf. Na een bepaalde tijd neemt de vraag naar vaklieden weer toe en trekt het bedrijf weer mensen aan. Ook dat is kostbaar. Een deel van de ontslagen medewerkers werkt  intussen in andere branches, hetgeen verlies is van vakmanschap. Daarbij zorgen ontslagen in de branche elke keer weer voor verslechtering van het imago van de industrie.

 

Bron: W. van der Leegte, Werktijdverkorting, Eindhovens Dagblad, 9 februari, p. on1.


Top